Jan Jacobs, uurwerkmaker te Gorredijk
Afbeelding 1 |
In een eerder artikel op deze blog (Een provinciaal Amsterdammertje) heb ik uitgebreid bericht over een Provinciaals aandoend Amsterdammertje, zie afbeelding 1. In dat artikel is getracht om aan een ongebruikelijke klok een herkomst en een datering toe te kennen middels bestaand vergelijkingsmateriaal. De voorzichtige conclusie van het beschreven onderzoek was dat de klok vermoedelijk van Friese of Groningse origine is en gedateerd kan worden rond het midden van de 18e eeuw.
Na het schrijven van het desbetreffende stuk in Tijdschrift is de klok nog uitgebreid besproken tijdens een bring & discuss bijeenkomst van de AHS. Alhoewel niet unaniem, was ook daar de mening dat de klok provinciaal is en qua datering de 2e helft van de 18e eeuw aannemelijk is. De originaliteit van de klok en het uurwerk werd niet in twijfel getrokken en als ‘goed’ en ‘bij elkaar behorend’ bestempeld.
Tijdens deze bring & discuss heeft ook de beschildering op de wijzerplaat de deskundige blik van restaurateur Renate Postma ondergaan. Ook hier werd het vermoeden bevestigd, en werd vastgesteld dat in ieder geval de beschildering binnen de cijferring niet origineel was, maar van later datum. De beschildering buiten de cijferring is weliswaar zeer fraai uitgevoerd en voorzien van een stevige laag nicotine maar originaliteit ervan is niet gemakkelijk aan te tonen.
Na wat wikken en wegen, is besloten om wijzerplaat bij Renate Postma ter restauratie aan te bieden. Het startpunt voor de restauratie was om alleen zaken die zeker niet origineel zijn aan te pakken en eventueel te reconstrueren en de overige delen schoon te maken. Bij de cijferring en er binnen zou een proefje moeten aantonen of er nog oudere verflagen aanwezig zijn. Aldus geschiedde…
Na wat wikken en wegen, is besloten om wijzerplaat bij Renate Postma ter restauratie aan te bieden. Het startpunt voor de restauratie was om alleen zaken die zeker niet origineel zijn aan te pakken en eventueel te reconstrueren en de overige delen schoon te maken. Bij de cijferring en er binnen zou een proefje moeten aantonen of er nog oudere verflagen aanwezig zijn. Aldus geschiedde…
Restauratie van de wijzerplaat
Tijdens het schoonmaken van de wijzerplaat en het deels wegnemen van de bovenste verflaag, werd al snel duidelijk dat er binnen de cijferring een oudere verflaag en mogelijk een signatuur aanwezig was. Besloten werd om de gehele binnenzijde van de cijferring te ontdoen van de bovenste verflaag om te zien of er nog iets bruikbaars tevoorschijn zou komen. Het resultaat van deze klus is te zien in afbeelding 2.
Afbeelding 2 |
Het hoogst haalbare bij de restauratie van een beschilderde wijzerplaat bleek bewaarheid, want er kwamen niet alleen restanten van een signatuur maar ook nog eens een datering tevoorschijn. Het jaartal bleek niet moeilijk te ontcijferen, rechts boven het datumvenster stond vrij duidelijk te lezen: “Anno 1745”. De signatuur was echter van een andere orde en liet zich niet zo eenvoudig ontcijferen.
Wat stond er nu eigenlijk? Met wat bewerkingen in photoshop lukte het om de restanten van de signatuur wat duidelijker naar voren te halen en wat meer contrast te geven. Het leek aannemelijk dat er links boven het datumvenster (dus links naast de “Anno”) een plaatsnaam zou moeten staan en onder deze regel, dus links en rechts van het datumvenster een voor- en achternaam. De belangrijkste aanknopingspunten in een dergelijk zoektocht zijn de eerste letters van de plaatsnaam en de achternaam van de klokkenmaker. Na nauwkeurige bestudering en vergelijking met ander oud schrift, werd de eerste letter van de plaatsnaam bepaald op een “G” en de eerste naam van de maker op een “J”.
De beste mogelijkheid die uit de lijst van bekende klokkenmakers tevoorschijn kwam was “Jan Jacobs” werkzaam te Gorredijk. Restte nog de vraag: zou dit er ook gestaan kunnen hebben?
Na enig inkleurwerk en aanvulling van missende stukje letters werd een zeer bevredigend resultaat gevonden passend bij de eerder genoemde klokkenmaker, te weten: “Gordijk Anno 1745, Jan Jacobs”. Gorredijk wordt in het Fries ‘De Gordyk’ genoemd. Gelukkig klopte de invulling van de signatuur zo goed dat er geen enkele ruimte voor twijfel over was en kon de restauratie verder uitgevoerd worden.
Wat stond er nu eigenlijk? Met wat bewerkingen in photoshop lukte het om de restanten van de signatuur wat duidelijker naar voren te halen en wat meer contrast te geven. Het leek aannemelijk dat er links boven het datumvenster (dus links naast de “Anno”) een plaatsnaam zou moeten staan en onder deze regel, dus links en rechts van het datumvenster een voor- en achternaam. De belangrijkste aanknopingspunten in een dergelijk zoektocht zijn de eerste letters van de plaatsnaam en de achternaam van de klokkenmaker. Na nauwkeurige bestudering en vergelijking met ander oud schrift, werd de eerste letter van de plaatsnaam bepaald op een “G” en de eerste naam van de maker op een “J”.
De beste mogelijkheid die uit de lijst van bekende klokkenmakers tevoorschijn kwam was “Jan Jacobs” werkzaam te Gorredijk. Restte nog de vraag: zou dit er ook gestaan kunnen hebben?
Na enig inkleurwerk en aanvulling van missende stukje letters werd een zeer bevredigend resultaat gevonden passend bij de eerder genoemde klokkenmaker, te weten: “Gordijk Anno 1745, Jan Jacobs”. Gorredijk wordt in het Fries ‘De Gordyk’ genoemd. Gelukkig klopte de invulling van de signatuur zo goed dat er geen enkele ruimte voor twijfel over was en kon de restauratie verder uitgevoerd worden.
Jan Jacobs
Soms schept de ene duidelijkheid de volgende onduidelijkheid, hetgeen hier het geval was. Wie was Jan Jacobs? Hoe is het te verklaren dat een dergelijke onbekende Friese maker uit Gorredijk, nou niet bepaald het centrum der uurwerkmakerkunst, zo’n kwalitatief mooie ‘stadse’ klok maakte? Waar heeft hij het vak geleerd? Zouden er meer klokken van Jacobs zijn? Kortom er waren ineens veel vragen die beantwoord moesten worden.
Afbeelding 3 |
Een nieuwe zoektocht was geboren en na enige naspeuringen lukte het al snel om meer informatie over Jan Jacobs boven water te krijgen. De dorpsboeken van de Grietenij Opsterland vermelden dat Jan Jacobus (ook wel Jan Jacobs genoemd) in ieder geval van 1723 tot 1748 in Gorredijk woonachtig was en als uurwerkmaker te boek stond. Bekend is ook op welk adres Jacobs gewoond en gewerkt heeft. Het huis, waar Jacobs ook eigenaar van was, staat er nog steeds en heeft z’n oorspronkelijke vorm behouden. Het is echter wel wat gemoderniseerd, zie afbeelding 3.
In 1749 wordt Jan Jacobs niet meer vermeld in het quositatiecohier van Opsterland (de registers waarin van iedereen het beroep wordt vermeld). Daar komt nog bij dat er na 1748 ook in de andere Friese gemeenten geen Jan Jacobus of Jan Jacobs als uurwerkmaker meer vermeld wordt. Dit maakt het aannemelijk dat Jan Jacobs rond 1748 overleden is of verhuisd is naar een andere provincie. De laatste mogelijkheid past qua timing goed bij het vertrek van het stadhouderlijk hof uit Leeuwarden. Deze gebeurtenis in 1747 zal ongetwijfeld een aantal klokkenmakers gedwongen hebben een ander werkgebied te zoeken.
In 1749 wordt Jan Jacobs niet meer vermeld in het quositatiecohier van Opsterland (de registers waarin van iedereen het beroep wordt vermeld). Daar komt nog bij dat er na 1748 ook in de andere Friese gemeenten geen Jan Jacobus of Jan Jacobs als uurwerkmaker meer vermeld wordt. Dit maakt het aannemelijk dat Jan Jacobs rond 1748 overleden is of verhuisd is naar een andere provincie. De laatste mogelijkheid past qua timing goed bij het vertrek van het stadhouderlijk hof uit Leeuwarden. Deze gebeurtenis in 1747 zal ongetwijfeld een aantal klokkenmakers gedwongen hebben een ander werkgebied te zoeken.
De afzetmarkt voor een uurwerkmaker uit Gorredijk in de eerste helft van de 18e eeuw waren waarschijnlijk de nabijgelegen plaatsen Beetsterzwaag en Oranjewoud.
Beetsterzwaag was vroeger een aanzienlijk dorp. Niet omdat het zoveel inwoners had, maar vanwege de aanwezige adel die het aanzien van het dorp bepaalde. Deze adel vertegenwoordigde (vanaf de 13e eeuw tot 1851) de grietenij (de voorloper van de gemeente) en was ook verantwoordelijk voor de rechtspraak. Deze adel speelt een grote rol bij de ontginning van de veengebieden, zij vormden een belangrijke partij in de veencompagnieën.
Oranjewoud was in de 17e en begin 18e eeuw een favoriete locatie voor buitenhuizen voor adellijke lieden die zich op hielden in de kringen rond het stadhouderlijk hof dat in Leeuwarden gevestigd was.
In beide plaatsen zijn diverse monumentale panden en tuinen de stille getuigen van de rijke adellijke bewoners in de 17e en 18e eeuw.
Beetsterzwaag was vroeger een aanzienlijk dorp. Niet omdat het zoveel inwoners had, maar vanwege de aanwezige adel die het aanzien van het dorp bepaalde. Deze adel vertegenwoordigde (vanaf de 13e eeuw tot 1851) de grietenij (de voorloper van de gemeente) en was ook verantwoordelijk voor de rechtspraak. Deze adel speelt een grote rol bij de ontginning van de veengebieden, zij vormden een belangrijke partij in de veencompagnieën.
Oranjewoud was in de 17e en begin 18e eeuw een favoriete locatie voor buitenhuizen voor adellijke lieden die zich op hielden in de kringen rond het stadhouderlijk hof dat in Leeuwarden gevestigd was.
In beide plaatsen zijn diverse monumentale panden en tuinen de stille getuigen van de rijke adellijke bewoners in de 17e en 18e eeuw.
Ander werk van Jacobs
Het is bekend dat de uurwerkmaker Jan Jacobs in 1740 genoemd wordt bij het vervaardigen van “het slagwerk” van de torenklok van de Gereformeerde (later Hervormde) kerk te Gorredijk. De kerk is inmiddels afgebroken, van het uurwerk is bekend dat het nog jaren ergens op zolder gelegen heeft maar er inmiddels niet meer is.
Gelukkig blijkt naast dit werk aan de torenklok meer werk van Jacobs bekend te zijn en opmerkelijk genoeg zijn beide andere klokken ook bijzondere klokken met een stadse uitstraling.
Kortgeleden is door de Ottema-Kingma Stichting een klok aangekocht van Jan Jacobs die in langdurig bruikleen gegeven is aan Museum Joure, zie afbeelding 4. De klok behoort tot de vaste collectie van het museum en is samen met 34 andere Friese klokken tentoongesteld in It Sael, een apart gebouw binnen het museum. Een aanrader voor de klokkenliefhebber.
De klok van de Ottema-Kingma Stichting heeft het voorkomen van een Amsterdammertje en is op de cijferring gesigneerd “Jan Jacobus Goeredeijck”. De klok heeft een vierkante wijzerplaat die met velours bekleed is, een gegraveerde verzilverde cijferring en gegoten hoekornamenten die de vier seizoenen voorstellen. De kast is gemaakt van eikenhout en is gefineerd met notenhout. De klok heeft net als bij de Amsterdamse exemplaren gebruikelijk is een vrij lange staart. In het centrum van de cijferring is een datumvenster aanwezig en de wijzers zijn uitgezaagd in geel koper. De klok heeft een platine uurwerk met ankergang dat nogal afwijkend is, zie afbeelding 5:
Afbeelding 4 |
Afbeelding 5 |
De klok van de Ottema-Kingma Stichting heeft het voorkomen van een Amsterdammertje en is op de cijferring gesigneerd “Jan Jacobus Goeredeijck”. De klok heeft een vierkante wijzerplaat die met velours bekleed is, een gegraveerde verzilverde cijferring en gegoten hoekornamenten die de vier seizoenen voorstellen. De kast is gemaakt van eikenhout en is gefineerd met notenhout. De klok heeft net als bij de Amsterdamse exemplaren gebruikelijk is een vrij lange staart. In het centrum van de cijferring is een datumvenster aanwezig en de wijzers zijn uitgezaagd in geel koper. De klok heeft een platine uurwerk met ankergang dat nogal afwijkend is, zie afbeelding 5:
- De pilaren hebben een knobbel in het midden maar geen schouders bij de platines.
- De klok is andersom gebouwd; gaand werk links, slagwerk rechts en wekkerwerk links.
- De voorsteekstiften om de platines vast te zetten zitten aan de achterzijde van het uurwerk.
De klok heeft dubbel slagwerk met kwartierslag dat wordt geregeld door een grote sluitschijf, het wekkerwerk zit aan de linkerzijde van het uurwerk. De steunen voor de plank waar het uurwerk op staat, zijn vernieuwd, maar wat opvalt is dat er ook hier sleuven in het plankje zitten waar het uurwerk precies inpast. De kast en het uurwerk hebben verder weinig overeenkomsten met de eerder beschreven klok. Gezien de latere ophogingen, een pilaar van het uurwerk die verplaatst is en het dakje van de klok dat later lijkt te zijn, is deze klok minder overtuigend dan het provinciaal Amsterdammertje. De klok lijkt qua datering vroeger te zijn.
Naast dit Amsterdammertje is er ook nog een staande klok van Jan Jacobs bekend (zie afbeelding 6).
Deze klok is op de cijferring gesigneerd “Jan Jacoobes Goeredijck”. De kast is gemaakt van eikenhout en gefineerd met notenhout en heeft met z’n uitstaande knieën een Amsterdams voorkomen. De messing wijzerplaat heeft aan de bovenzijde een toog waar de maanstand in aangegeven wordt en heeft gegoten verzilverde hoekornamenten die de vier seizoenen voorstellen.
De wijzerplaat heeft een gegraveerde verzilverde cijferring, is binnen de cijferring gematteerd en erbuiten omzoomd met een gegraveerde rand. De aanduidingen voor het aangeven van de halve kwartieren zijn van dezelfde vorm als de klok die in het Museum Joure aanwezig is. Naast eerder genoemde eigenschappen heeft de klok nog wekkerwerk, datumaanduiding, een secondewijzer en geblauwd stalen wijzers. De uurwijzer is vrijwel identiek aan de uurwijzer van het provinciaal Amsterdammertje.
De klok heeft een platine uurwerk voorzien van geschroefde latches. Het uurwerk heeft rechts het gaand werk met ankergang, links het zaagslagwerk en aan de rechterzijde het wekkerwerk (zie afbeelding 7). Net als bij de andere twee klokken heeft de klok dubbel slagwerk met kwartierslag.
Het uurwerk van deze staande klok heeft veel overeenkomsten met het uurwerk van het provinciaal Amsterdammertje:
Afbeelding 6 |
Afbeelding 7 |
De wijzerplaat heeft een gegraveerde verzilverde cijferring, is binnen de cijferring gematteerd en erbuiten omzoomd met een gegraveerde rand. De aanduidingen voor het aangeven van de halve kwartieren zijn van dezelfde vorm als de klok die in het Museum Joure aanwezig is. Naast eerder genoemde eigenschappen heeft de klok nog wekkerwerk, datumaanduiding, een secondewijzer en geblauwd stalen wijzers. De uurwijzer is vrijwel identiek aan de uurwijzer van het provinciaal Amsterdammertje.
De klok heeft een platine uurwerk voorzien van geschroefde latches. Het uurwerk heeft rechts het gaand werk met ankergang, links het zaagslagwerk en aan de rechterzijde het wekkerwerk (zie afbeelding 7). Net als bij de andere twee klokken heeft de klok dubbel slagwerk met kwartierslag.
Het uurwerk van deze staande klok heeft veel overeenkomsten met het uurwerk van het provinciaal Amsterdammertje:
· Geschroefde latches om de voorplatine mee vast te zetten.
· Verticale opbouw van het raderwerk op de voorplatine.
· Draaipunt van de slagwerklichter links van de zaag (en de lichter die de zaag blokkeert rechts).
· Ronde armpjes aan de assen voor de belhamers
· Sleuven in het plankje waar de platines van het uurwerk inpassen
Gezien de overeenkomende kenmerken en het feit dat de klok voor het grootste deel in originele staat verkeerd, mogen we aannemen dat we hier met goede klok van Jan Jacobs te maken hebben. Deze staande klok is te dateren rond 1740.
De laatste link naar Jacobs is in de boeken van Bossink te vinden. Hier wordt een stoelklok ‘mogelijk’ aan Jan & Jacob Jacobs toegeschreven. Gezien de vermoedelijke datering van de betreffende klok die niet in de 1e helft van de 18e eeuw past en het kwaliteitsverschil van het uurwerk, lijkt deze toeschrijving weinig overtuigend.
Conclusie
Tot op heden is het niet aannemelijk gemaakt dat er op het Friese platteland in de eerste helft van de 18e eeuw al klokken met platine uurwerken (kleinuurwerken) werden gemaakt. We kennen dergelijke klokken uit die tijd eigenlijk alleen maar uit de Friese steden Leeuwarden, Harlingen en mogelijk Franeker. Het werk van Jan Jacobs toont echter aan dat er ook buiten de Friese steden ten minste één uurwerkmaker actief was die uitstekende platine uurwerken kon maken en daar ook nog eens een eigen stijl aan toe kende. Het is niet bekend of Jacobs ook stoelklokken of staartklokken (grootuurwerken) gemaakt heeft.
De drie beschreven klokken van Jacobs zijn luxe en in die tijd vermoedelijk dure klokken geweest. Het provinciaal Amsterdammertje is het minst luxe uitgevoerd en is qua uiterlijk het minst “stads”. Het uurwerk verraad echter de ware aard van de klokkenmaker en doet niet onder voor dat van de andere twee klokken.
Meer dan de drie in dit artikel beschreven klokken van Jan Jacobs heb ik helaas niet kunnen traceren. Maar drie klokken geven wel enig houvast om specifieke kenmerken van een maker vast te stellen. De opvallende kenmerken van Jan Jacobs die bijzonder zijn en in ieder geval op 2 van de 3 klokken voorkomen zijn:
· Geschroefde latches om de voorplatine mee vast te zetten.
· Verticale opbouw van het raderwerk op de voorplatine.
· Draaipunt van de slagwerklichter links van de zaag.
· Ronde armpjes aan de assen voor de belhamers
· Sleuven in het uurwerkplankje
Om het plaatje compleet te maken, komen we nog even terug op de klok waar het allemaal mee begonnen is. De wijzerplaat is inmiddels zeer kundig gerestaureerd en de klok ziet er weer fantastisch uit (zie afbeeldingen 8).
Afbeelding 8 |
Zoals al eerder vermeld, heeft de klok tegenstrijdige kenmerken en kan worden beschouwd als een overgangstype. Het stadse uiterlijk van het platine uurwerk en de vorm van de kap tegenover de provinciale kenmerken in de vorm van de eiken kast en de beschilderde wijzerplaat. Om de klok een voorloper van de kortstaart klok te noemen, is misschien wat prematuur, maar wel een verleidelijke gedachte.
Als laatste mag de reactie van Robert Schilten op het artikel over het Provinciaal Amsterdammertje in Tijdschrift van juni niet onvermeld blijven. Het in zijn artikel afgebeelde uurwerk van “van Oostrom” vertoond inderdaad opmerkelijk veel overeenkomsten met de beide uurwerken van provinciaal Amsterdammertje en die van de staande klok. Van de specifiek Jacobs kenmerken zijn er in het door Schilten getoonde uurwerk drie aanwezig. Daarnaast zijn met name de vorm van de zaag en die van de lichter die de zaag blokkeert vrijwel identiek aan die van klok1. Is dit toeval? Hebben van Oostrom en Jacobs ooit met elkaar te maken gehad? Het zijn vragen die in dit artikel niet beantwoord zullen worden.
Met dank aan:
Renate Postma, Jan Jaap Hazenberg, Hans van de Kamp, Sjoerd Folkers, Maarten van der Grinten, Dhr. G. Popma, De Ottema-Kingma Stichting en Museum Joure
Geraadpleegde literatuur:
Notities over beide Jacobs klokken van Hans van de Kamp
Geschiedenis van de uurwerkmakerskunst in Friesland door Nanne Ottema
Dutch Antique Domestic Clocks van Dr. J.L. Sellink
Friese klokken deel 4 van Herman Bossink
Geschiedenis van de uurwerkmakerskunst in Friesland door Nanne Ottema
Dutch Antique Domestic Clocks van Dr. J.L. Sellink
Friese klokken deel 4 van Herman Bossink